Oostendenaar Mohsin Abbas timmerde de afgelopen jaren stevig
aan zijn parcours als stand-up comedian. Zo won hij in 2017 de publieksprijs
van de Commeere Comedy Cup in de uitverkochte Brugse Stadshallen –
de eerste van een reeks comedyprijzen die hij in de wacht sleepte. Op 18
december komt hij naar Kortrijk met zijn allereerste zaalshow ‘Moh?!’.
Verwacht je aan snedige grappen tegen een hoog tempo en vooral aan
één brok aanstekelijke energie, van een persoonlijkheid die zich ergens
tussen de Venetiaanse Gaanderijen, Ibiza en Bollywood situeert.
"Veel punchlines op korte tijd, geen ellenlange verhalen of aanhoudende stiltes. Kortom, comedy tegen hoge snelheid."
Hoe voelt de mijlpaal van een eerste zaalshow?
“Je eerste eigen show geeft je het heerlijke gevoel een volwaardige comedian te zijn. Alles daarvoor was natuurlijk ook leuk en heeft me veel geleerd, maar als hoofdact op een podium staan is écht wel bijzonder. Vroeger kon ik het publiek als voorprogramma verrassen, maar het besef dat mensen nu speciaal naar mij komen kijken is iets waarvoor ik me nog altijd een beetje in de wang moet knijpen.”
Waar mogen we ons aan verwachten?
“Ik wil de mensen een ervaring bieden die ze niet gewoon zijn bij andere comedians. Onoverkomelijk daarbij zijn typische culturele zaken die voorbijgaan aan het stereotiep Vlaamse. Dat ik in het plat Oostends spreek, doorbreekt bijvoorbeeld al meteen dat cliché. De Bollywood-touch maakt het geheel extra uniek. Tussen de lijntjes door lees je ook wat boodschappen, maar daar wil ik nog niet teveel over verklappen: iedereen moet op het moment zelf zijn eigen interpretatie kunnen geven.”
Kan je iets vertellen over het proces om tot een volwaardige zaalshow te komen?
“Als startende comedian rijg je typische dingen als losse fragmenten aaneen, zonder echte diepgang. Op een bepaald moment begin je na te denken over welk verhaal je eigenlijk wil vertellen. Steeds meer stelde
ik me de vraag: waarom vertel ik deze mop en wat wil ik daar nu precies mee zeggen? Maar wees gerust, mijn hoofddoel blijft om mensen aan het lachen te brengen. Ze moeten naar buiten gaan met het gevoel dat het top was.”
Hoe belangrijk is het voor jou om je West-Vlaamse identiteit te behouden als je buiten de regio optreedt?
“Ik pas mij aan in de mate waarin het moet, maar vaak is dat niet nodig. Als ik in pakweg Leuven speel, merk ik dat het publiek het bijna nog meer apprecieert als ik mijn show in het West-Vlaams breng. Als niet-West-Vlamingen mij begrijpen en kunnen lachen om m’n moppen, denk ik dat ze zichzelf behoorlijk straf vinden (lacht). Dat er vandaag meer dan ooit West-Vlaamse series op televisie te zien zijn, speelt ongetwijfeld ook een rol in die appreciatie.”
In je show heb je het zowel over je Pakistaanse roots als je sterke band met Oostende. Hoe ben je erin geslaagd die twee aspecten te combineren in je comedy?
“Ik benoem die twee aspecten inderdaad heel expliciet, maar tegelijk zitten ze ook in subtielere dingen. Wanneer presentatoren bijvoorbeeld mijn naam afroepen – en die vaak verkeerd uitspreken – zorgt dat al voor een bepaald beeld bij het publiek. Wanneer ik effectief opkom, wordt dat beeld nog versterkt. Maar als ik dan opeens plat West-Vlaams blijk te spreken, zorgt dat voor verbazing. Ik breek meteen het cliché, gewoon door mezelf te zijn en m’n ding te doen. In het begin forceerde ik dat al eens, of dacht ik dat ik het moest benoemen. Maar dat hoeft niet: ik speel zoals ik ben. En voor alle duidelijkheid: bepaalde clichés kloppen wel degelijk (lacht).”
Je laat je ongetwijfeld inspireren door andere makers. Naar wie kijk je erg op?
“Via mijn broer kwam ik als jonge gast in aanraking met Eddy Murphy’s ‘Delirious’, dat ik eindeloos heb herbekeken. Ik herinner me nog hoe verbazingwekkend ik het vond dat één man met één micro duizenden mensen kon boeien. Mijn kennismaking met comedy ligt dus voornamelijk in de Amerikaanse scene. Toen ik zelf begon te spelen, heb ik dan weer veel getoerd in het voorprogramma van David Galle. Ik gaf tien minuten het beste van mezelf en was tevreden als er een paar keer gelachen werd. Tot David vervolgens opkwam en in een razend tempo de ene mop na de andere op het publiek afvuurde, waardoor ik besefte: oké, werk aan de winkel (lacht)”. “Mijn ambitie was vanaf dan om dat niveau te halen: heel veel punchlines op korte tijd, geen ellenlange verhalen en geen aanhoudende stiltes. Kortom, comedy tegen hoge snelheid.”
"Dat een aantal mensen heel hard in me gelooft, is één van de redenen waarom me dit lukt."
Je combineert comedy nog met een baan bij Flanders Invest en Trade. Hoe balanceer je die twee werelden?
“Dat is best intens, maar ik ben trots dat ik alles gedaan krijg op de manier zoals ik het wil. Ik heb alles in eigen handen: schrijven, management, alle andere praktische zaken ... Alleen voor de technische kant werk ik samen met een Vlaamse techniekgroep die gespecialiseerd is in comedyshows. Stiekem vind ik het dus wel fijn om de Gentse Minard twee keer uitverkocht te krijgen, terwijl iedereen me zei dat me dat zonder management nooit zou lukken.
Dat een aantal mensen heel hard in me gelooft, is één van de redenen waarom me dit allemaal lukt. Programmatoren van culturele huizen gaven me een kans omdat ze iets in mij zagen. Dat was niet alleen goed voor mijn zelfvertrouwen, maar ook voor het netwerk dat ik nodig had om mijn show aan de man te brengen. En bijna iedereen die kwam kijken, boekte me onmiddellijk! Dat ik nu vijfentwintig shows op de planning heb staan, vind ik crazy, zeker omdat mijn doelstelling vijftien was. Dit overtreft dus alle verwachtingen, waardoor de toon is gezet: ik ga er voluit voor en elke show wordt top!”